Menu

Voorschriften en Veiligheidsregels

3.8 Tijdens het schieten mag een schutter, met uitzondering van de baancommandant, niet worden gestoord.
3.9 Er mag uitsluitend geschoten worden vanuit de schietpunten voor de desbetreffende discipline.
3.10 Op het schietpunt mag zich alleen de schutter bevinden; uitzondering daarop kan worden gemaakt voor toezicht door een daartoe bevoegd persoon.
3.11 Er wordt geschoten volgens de door de KNSA gestelde disciplines met de daarbij behorende doelen. De wijze van ophangen dient overeen te komen met de te schieten afstand. Bij het schieten op kortere afstanden dient de hoogte van de schijf aangepast te worden. Bij afwijkende maatvoering van schietschijven geldt er een bindend advies van het dienstdoende bestuurslid.
3.12 Het bestuur kan beslissen om in verenigingsverband andere disciplines te organiseren. Hierbij kan afgeweken worden van de standaard schietschijven. Het schieten op andere doelen dan schietschijven is enkel toegestaan na uitdrukkelijke toestemming van het bestuur.
3.13 Bij weigering van een schot moet het wapen 30 seconden met de loopmonding in de richting van de kogelvanger worden gehouden. Hierna kan de patroon worden verwijderd uit het wapen.
3.14 Bij storing van een wapen dient men, indien men de storing niet zelf op kan lossen, het dienstdoend bestuurslid of de baancommandant direct hiervan in kennis te stellen, en de loop in de richting van de kogelvanger te houden cq te leggen.
3.15 Weigerende patronen of patronen die beschadigd zijn dienen te worden ingeleverd bij de baancommandant of het dienstdoende bestuurslid. Deze patronen worden NIET onbeheerd achter gelaten op de schietbaan.
3.16 Het ontladen van wapens mag uitsluitend geschieden met de loop in de richting van de kogelvanger.
3.17 Het is verboden zich van het schietpunt te verwijderen wanneer het wapen nog geladen is.
3.18 Het is verboden wapens onbeheerd op de schietpunt achter te laten.
3.19 Instructies, met betrekking tot de veiligheid op de schietbaan, van het dienstdoend bestuurslid of de baancommandant dienen onvoorwaardelijk te worden opgevolgd.